|
Alpenbosmuis Apodemus alpicola |
De Alpenbosmuis heeft als habitat een combinatie van rotsen, water en stukken gras. De muis komt voor in de Alpen van Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Italië en Zwitserland, op 550 tot 2000 m hoogte. De muis is gezien in de Bürser Schlucht. Vlak bij het plaatsje Bürs bij Bludenz. |
|
|
Ree Capreolus capreolus |
De ree is een klein, algemeen soort hert dat voornamelijk in Europa voorkomt. De ree heeft een lengte van 95 tot 140 centimeter, een lichaamsgewicht van 16 tot 35 kilogram en een schofthoogte tussen de zestig en de negentig centimeter. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. De ree is voornamelijk in de schemering actief en in gebieden waar hij niet wordt verstoord laat hij zich ook meer overdag zien.
Het dier houdt zich op tot bij het zeeniveau tot boven de boomgrens.
|
|
|
Steenbok Capra ibex |
De steenbok komt in het hooggebergte voor. Leeft in de Alpen boven de bomengrens. Geiten, kalveren en de jonge steenbokken leven in kudde. De oudere bokken leven apart in een kudden tot 30 stuks. Het gewicht van een geit wordt ongeveer 50 kg en van een bok tot 110 kg |
|
|
Moeflon Ovis musimon |
De moeflon is het kleinste wilde schaap.De moeflon wordt 110 tot 130 centimeter lang, met een zes tot tien centimeter lange staart. De rammen worden groter dan ooien. Gefotografeerd in een wildpark |
|
|
Gems Rupicapra rupicapra |
De gems bewoont het hooggebergte van de Alpen tot een hoogte van 3000 meter. Klimt uitstekend, kan sprongen maken van meer dan 7 meter. Het is een kudde dier. De oude mannetjes maken hiervan geen deel uit. Mannetje wordt 60 kg en het vrouwtje wordt 40 kg |
|
|
Edelhert Cervus elaphus |
Edelherten kunnen maximaal vijfentwintig jaar oud worden. Het edelhert lijkt een voorkeur te hebben voor bosgebieden, die grenzen aan grasgebieden waar het dier zich voedt. In Europa is hun aantal groeiende, met grote populaties in onder andere Duitsland en Spanje. |
|
|
Bergmarmot Marmota marmota |
De bergmarmot wordt ook wel Murmeltier genoemd. De bergmarmot leeft op rotsachtige hellingen. Graaft tot 3 meter diepe en tot 10 meter lange holen met meerdere in/uitgangen. Leeft in groepen. houdt een winterslaap van eind september tot april. |
|